Analoog of digitaal

Analoog of digitaal: wat is het verschil?

Analoog houdt in dat je de treinen aanstuurt met een vaste spanning op de rails. Dit kan gelijkspanning of wisselspanning zijn (Märklin), het is altijd laagspanning (ca. 12-18 volt), en de hoogte van de spanning regelt de snelheid van de locomotief. Je hebt alleen een regelbare transforrmator nodig, deze kost een paar tientjes, en je bent klaar. Je kunt de wissels en andere accessoires met schakelaars bedienen, dit gaat met een extra vaste spanning, die meestal op een modeltraintrafo aanwezig is.
Dit systeem was van oudsher het meest gebruikte systeem, maar het heeft een aantal nadelen:
- je kunt maar 1 trein tegelijk besturen, de andere treinen moeten op een afgesloten stuk spoor staan of los, anders gaan ze ook rijden
- de verlichting van de treinen (inclusief de wagons) brandt harder of zachter, afhankelijk van de snelheid. Als de trein stilstaat is deze uit.
- Slechte contacten tussen de wielen en de rails zorgen voor een onregelmatige loop
- Bij langzaam rijden is er weinig trekkracht


Er zijn heel veel pogingen ondernomen om bovenstaande problemen op te lossen, maar geen enkele oplossing loste alles op: uiteindelijk zijn er diverse digitale systemen gekomen, die meestal door fabrikanten werden ontwikkeld:
- Fleischmann: FMZ
- Märklin: Systems, Mfx
- Trix: Selectrix
- Lenz: DCC
Het laatste systeem is als enige een 'open' systeem: de gegevens hiervan zijn door de NMRA, de overkoepelende amerikaanse modelspoor vereniging gestandaardiseerd, zodat elke fabrikant hierop kan inhaken. Het gevolg is dat er heel veel voor verkrijgbaar is, en dat alles door elkaar te gebruiken is. Dit systeem is dan ook het meest gebruikt (naast Märklin's mfx systeem), en ik zal dit verder als enige behandelen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten